De landelijke doopsgezinden maken actief gebruik van sociale media. Maar wat doen we als kerkelijke organisatie eigenlijk nog op Facebook en Instagram? Zouden we daar niet onmiddellijk mee moeten stoppen? Fulco van Hulst en Geert Brüsewitz verschillen van mening over deze kwestie.
Amerikaanse techbedrijven liggen onder vuur in Nederland. Steeds meer kerken en overheidsinstanties stoppen met X (Twitter). Veel mensen installeren berichtendienst Signal op hun telefoon als alternatief voor WhatsApp. Maar Facebook en Instagram zijn nog volop in gebruik, ook door de landelijke doopsgezinden. Daar moeten we vanaf, vindt Fulco van Hulst, geestelijk verzorger in het Frisius Medisch Centrum in Leeuwarden.
Het beleid van Facebook staat haaks op alles waar ik vanuit mijn doopsgezinde christelijke overtuiging voor sta.
Verdienmodel
Van Hulst heeft allereerst bezwaar tegen het verdienmodel van de bedrijven achter de sociale media. “Als we onze persoonsgegevens delen met Facebook, verkopen zij die data aan adverteerders. Zo draag je rechtstreeks bij aan de rijkdom van Meta, het bedrijf achter onder andere Facebook en Instagram. Meta zegt dienstbaar te willen zijn aan de gebruikers van haar diensten, maar dat is schone schijn. Ze schuwen geen enkel middel om geld aan je te verdienen.”
Geert Brüsewitz is emeritus predikant en maakt graag gebruik van Facebook. Hij is zich ervan bewust dat Facebookgebruikers bijdragen aan de rijkdom van de techgiganten en heeft daar ook zo zijn bedenkingen bij. Hij zou liever een platform zien dat niet zo aan de commercie hangt. “Het probleem is dat er niet echt een goed alternatief is voor Facebook. Maar het gebruik van sociale media is op zichzelf een mooie manier om als zusters en broeders uit onze geloofsgemeenschap contact met elkaar te houden. Je kunt gebedsintenties met elkaar delen. Of je kunt de herdenking van vijfhonderd jaar doperdom in Zürich volgen, ook al ben je er zelf niet bij.”
Kwalijke intenties
Wie Facebook of Instagram gebruikt, kent het gevoel waarschijnlijk wel: je post een bericht en je vraagt je daarna aldoor af: ‘Zijn er al mensen die mijn bericht hebben gelezen? Hoeveel likes heb ik al?’ Dit soort dopamineshotjes hebben een aantoonbaar verslavend effect op mensen, weet Van Hulst, die vroeger actief was op Facebook, maar nu niet meer. “Facebook zet die mechanismen bewust in om mensen maar op het platform rond te laten scrollen. Dat vind ik een kwalijke intentie. Net zoals de algoritmewerking trouwens. De algoritmes die Facebook gebruikt, sturen het denken van mensen in een bepaalde richting. Zo worden ze steeds bevestigd in hun mening. Dat ontneemt mensen de mogelijkheid om kritisch na te denken en hun eigen mening te vormen. Publieke meningsvorming is gebaat bij het geven en krijgen van onderbouwde weerwoorden. Maar als je eenmaal in een bubbel op Facebook zit, vrees ik dat je geen weerwoord meer krijgt. Terwijl kritisch nadenken toch wel typisch doopsgezind is wat mij betreft.”
Brüsewitz beaamt dat: “Absoluut! Maar zitten we sowieso niet in een bubbel zodra we de kerk binnengaan? We gebruiken een bepaald soort taal en hebben onze eigen gewoonten. Dat doet me denken aan wat ik een paar jaar geleden meemaakte toen ik voorging in een dienst waar spontaan een aantal dak- en thuislozen naartoe waren gekomen. Ze deden vrolijk mee met de dienst, maar na een tijdje raakten ze toch wat afgeleid. Een van hen ging tijdens de dienst naar de wc en kwam even later de kerkzaal weer binnenlopen. Ze gingen dingen doen waarvan iedereen dacht: wat krijgen we nou? Dat is net zo goed een bubbel.”
Dat is net zo goed een bubbel
Zegenen
De landelijke doopsgezinden zijn, net als veel andere kerkgenootschappen en overheidsdiensten overigens, gestopt met het gebruik van X. De negatieve en grove toon van de gesprekken wordt daarvoor vaak als argument genoemd. Brüsewitz ziet wat dat betreft een groot verschil tussen de omgangsvormen op X en op Facebook. “Je moet oppassen met het delen van wat voor jou mooi en dierbaar is. Een beetje zoals het Messiasgeheimenis uit het Bijbelboek Marcus. Daarin vraagt Jezus meerdere keren aan zijn leerlingen om niets door te vertellen over de wonderen die hij heeft verricht. Daarom kies ik mijn eigen Facebookclubjes om dingen mee te delen en als ik een bepaalde groep niet meer wilt volgen, dan stop ik daar gewoon mee. Daar heb je zelf een verantwoordelijkheid in.”
Van Hulst ziet dat wat minder rooskleurig in. Hij verwijst naar Meta’s besluit om te stoppen met factchecken en om de regels voor taalgebruik te schrappen. Allemaal onder het mom van de vrijheid van meningsuiting. “Vrijheid van meningsuiting mag nooit ontaarden in het doelbewust beschadigen van mensen. De Bijbel leert ons juist dat we elkaar moeten zegenen, oftewel: goede dingen uitspreken over iemand. Omgekeerd betekent dat dus dat je de ander vervloekt als je kwaadspreekt. Dat blijkt mooi uit het Hebreeuwse woord ‘dabar’, dat betekent ‘woord en daad’. Daar zit geen onderscheid tussen, wat laat zien hoe krachtig woorden kunnen zijn. De sociale media zijn volgens mij niet de plekken waar mensen elkaar het goede toewensen. De weg naar het koninkrijk van God loopt beslist niet via Facebook.”
Tekst: Marleen Kieft
Beeld: Susan de Loor/Mariia Shalabaieva